Nieuws

Verstandig omgaan met het Rotterdams slavernijverleden

22 januari 2021

Wreed en weerzinwekkend. Dat is slavernij. Als fenomeen duikt het op in de hele menselijke geschiedenis, zeker zo lang geleden als de oude Egyptische en Mesopotamische beschavingen, en ook vandaag de dag nog is het het lot van ruim veertig miljoen mensen.

Die wetenschap krijgt met het onderzoek naar het koloniale en slavernijverleden van Rotterdam een pijnlijke nieuwe dimensie. Het onderzoek maakt duidelijk dat er ook Rotterdammers waren, en specifiek Rotterdamse stadsbestuurders, die een rol speelden in wat je zou kunnen zien als de climax van de slavernij, namelijk de transatlantische slavenhandel in het tijdperk van Europees kolonialisme. Dat is iets om te berouwen.

De vraag is: nu we dit weten, hoe gaan we daar dan mee om, en bovenal: wat betekent het voor de excuuskwestie? Dat is geen vanzelfsprekende vraag voor de gemeenteraad van Rotterdam. Die is er toch vooral voor om praktische problemen in de stad van vandaag op te lossen.
Huizen bouwen. Wegen en schoolgebouwen onderhouden. Mensen aan het werk helpen. Helpen met schulden oplossen. De stad veiliger en properder maken. Een vraagstuk als dit is een gemeenteraad dus niet eigen, en dat leidt ertoe dat we moeten proberen er bedachtzaam en met wijsheid mee om te gaan.

Onze poolster
Onze poolster daarbij is het beeld van een Rotterdamse samenleving van sterke, ondernemende mensen, die met zelfvertrouwen in het leven staan, die trots zijn op hun stad, en die een gevoel van saamhorigheid bij hun stadsgenoten hebben. Dat is wat in alles wat we doen ons doel is.

Dat vraagt van ons nu dat we investeren in elkaar, dat we elkaar kansen geven, en dat we er alles aan doen om splijtende kwesties en schadelijk groepsdenken rond cultuur, rond geloof, rond afkomst, rond kleur, rond identiteit, te overwinnen. Een samenleving die zo divers is als die van ons kan pas ontspannen als we elkaar niet langer beoordelen op basis van de groep waar we op lijken, maar elkaar écht als individu zien en behandelen.

Daarom vond ik het vorig jaar na de Black Lives Matter protesten verstandig om een grote politieke kloof te overbruggen en samen met Denk en vijf Rotterdamse partijen een actieplan te maken. Tegen discriminatie en voor gelijkwaardigheid in onze samenleving. Discriminatie en schadelijk groepsdenken moeten worden bestreden. Dat was wat mij betreft een zeldzaam hoogtepunt in een verder grotendeels waardeloos jaar.

Die poolster bepaalt ook nu hoe we tot een afweging over de excuuskwestie moeten komen. Om die afweging überhaupt te kunnen maken, moeten er een boel lastige vragen overtuigend worden beantwoord. Ik ga die uiteenzetten en ik hoop dat alle andere politici die eigenlijk hun standpunt al hebben bepaald, het belang van een goed antwoord op deze vragen ten minste zullen onderkennen, en niet rücksichtslos vooruit zullen denderen. Ik zie namelijk dat een ruime meerderheid in deze raad hun afweging al heeft gemaakt en voor zichzelf al hebben besloten dat er een excuus moet komen.

Dat geldt niet voor de VVD. We zijn er op dit moment absoluut niet van overtuigd dat een excuus zal bijdragen aan het helen van breuklijnen en aan een meer ontspannen samenleving. Ik vrees het tegendeel.

Welk excuus
Ten eerste is het nog volstrekt onduidelijk wat die excuses zouden moeten zijn of inhouden. De invulling ervan die je bij voorstanders hoort varieert sterk.

Een excuus is normaal gesproken iets tussen mensen. Ik zou het niet in m’n hoofd halen, maar als ik mijn buurman iets aan doe en daar later spijt van krijg, bied ik hem daarvoor mijn excuses aan. Dader, slachtoffer en reden zijn duidelijk, en daarmee heeft dat excuus tussen ons een intrinsieke betekenis.

Daders en slachtoffers van de hele reeks aan gebeurtenissen rond de Rotterdamse betrokkenheid bij de slavernij leven niet meer. Het is daarmee onduidelijk van wie en aan wie, en specifiek voor wat, er in de samenleving van vandaag excuses zouden moeten worden gemaakt. Een excuus nu dat gaat over daden van eeuwen geleden heeft tussen
mensen nu geen intrinsieke betekenis. Er moet tussen mensen nu betekenis bij bedacht worden en aan gegeven worden, en er moet ook worden bepaald tussen welke mensen dan wel.

En dan komen we direct op erg glad ijs. Dat er een groep mensen is die zich nazaat voelt van tot-slaaf-gemaakten, lijdt geen twijfel. Dat een deel van hen graag de ontvanger is van een excuus voor het leed dat hun verre voorouders is aangedaan evenmin. Is een excuus aan hen gericht? En zo ja, alléén aan hen? Of bijvoorbeeld ook aan de dappere Rotterdamse vrouwen die zich volgens de onderzoeken tegen de slavernij hebben verzet? En anderen?

Nog lastiger wordt het als het gaat over wie de afzender zou moeten zijn? Wie aanvaardt de schuld voor slavenhandel, of ten minste verantwoordelijk? En belangrijker: van wie wil men dat vragen? Is dat iets wat je van een willekeurig mens in een van de meest vreedzame en gelijkwaardige samenlevingen ter wereld kunt vragen? En kun je dan in redelijkheid verwachten dat dat niet tot diepe verontwaardiging, tot afkeer en tot toename van de spanning in de samenleving leidt?

Of zijn er überhaupt geen specifieke afzender en ontvanger voor ogen, en ook geen specifieke daden, maar is het bedoeld als een meer algemene uiting van erkenning voor de misstanden uit de koloniale tijd? Als dat zo is: deed de betuiging van diepe spijt en berouw van de regering in 2013 dat niet al? Een volmondiger erkenning van de misdaden tegen de menselijkheid die in de koloniale tijd zijn gepleegd is nauwelijks voor te stellen. Ik geloof ook niet dat er inmiddels nog een weldenkend mens in Nederland is die dat nog niet erkent, net zo min als dat er nog een weldenkend mens is die zal beweren dat de Gouden Eeuw niet ook een heel duistere keerzijde had. Dat besef is al gemeengoed.

Het enige wat een excuus daar nog aan toevoegt, is die priemende schuld- ofwel verantwoordelijkheidsvraag.

Waar moet het toe leiden?
Dat roept de vraag op: wat is nou werkelijk het doel hiervan? Welk effect beoogt men ermee? Is het bedoeld als boetedoeningsritueel? Moeten “Nederlanders” met “hun” foute verleden in het reine komen, omdat “ze” in hun “cultureel archief” nog steeds een uit de koloniale tijd afstammende racistische inborst hebben? Het klinkt bizar, maar dit is de stellingname van niet de minsten, namelijk de emeritus-hoogleraar mevrouw Wekker, en ook van de indiener van een excuusmotie in de gemeenteraad van Amsterdam. Het mag duidelijk zijn dat een excuus dat met zo’n betekenis wordt geladen, onaanvaardbaar is.

Of is het beoogde doel dat het iets verbetert aan racisme en discriminatie in onze samenleving van vandaag? Dat het ongelijkheid zal verminderen? Ook dat kun je van voorstanders horen. Maar hoe zou dat dan werken? Een excuus voor slavernij zou dan iets moeten veranderen aan hoe mensen nu in onze samenleving met elkaar omgaan. Mogelijke nazaten van slavenhandelaren of van mensen die ervan zouden hebben geprofiteerd, wie dat ook zouden zijn en waaraan we dat ook zouden moeten zien, zouden op een manier die me niet duidelijk is iets moeten doen of juist moeten laten richting nazaten van tot-slaaf-gemaakten. Hoe kan dat, vele generaties later, tot iets anders dan verder verstoorde verhoudingen leiden? Nee, de verknoping met ongelijkheid vult een excuus met een belofte die het niet zal waarmaken, en vult ons met de vrees dat we een stap van onze poolster zouden wegzetten, in plaats van er naartoe. Terwijl we daar juist zo goed naar op weg zijn. De sociaal-economische ontwikkeling van Nederlanders met roots in de voormalige koloniën is een uniek succesverhaal, laten het CBS en SCP steeds weer zien.

Een andere belofte die het volgens sommige voorstanders in zich heeft, is die van herstelbetalingen. Ook dat is een doos van Pandora waar we ver bij uit de buurt moeten blijven. Het leed van tot slaaf-gemaakten is bijna niet in woorden en al zeker niet in geld uit te drukken. En dat laatste geldt absoluut voor het leed dat hun nazaten daar vandaag de dag nog van zouden kunnen ondervinden, zeker als we daarbij bedenken dat de koloniale tijd al ruim achter ons ligt, en dat iedereen in vergelijkbare mate mede-eigenaar is van onze moderne welvaartsstaat. En het roept ook vragen op: waarom zij wel en anderen niet? Het verdere verleden van ieder land is gevuld met onmenselijkheden. Denk bijvoorbeeld eens aan alle jongemannen die in de loop van de afgelopen eeuwen door machthebbers als kanonnenvoer in nutteloze oorlogen zijn geofferd, of de vele generaties vrouwen die met instemming van de staat levenslang zijn onderdrukt en misbruikt.

Vooruit
In beladen kwesties zoals deze vraagt de samenleving van ons dat we een kant kiezen, maar ze heeft verbroedering nodig. Als we dat niet voor ogen houden maken we alleen maar verder kapot, wat zou moeten helen.

Oud-PvdA raadslid Wijntuin, die jaren geleden om de onderzoeken vroeg, zei: “Wij zijn hier, omdat jullie daar waren.”

Ik zou daarop terug willen zeggen: met alles wat we samen aan dat verleden betreuren, zijn wij er blij mee dat jullie hier zijn.

Aan de slag voor Rotterdam